Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT0298

Datum uitspraak2005-02-10
Datum gepubliceerd2005-03-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/5177 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing toekenning WAO-uitkering omdat betrokkene niet verzekerd was op grond van de WAO. Betrokkene beschikte niet over een verblijfsvergunning op grond daarvan was het hem niet toegestaan om in Nederland arbeid te verrichten.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/5177 WAO U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Rotterdam op 17 september 2003 onder kenmerk 03/53 tussen partijen gewezen uitspraak. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de enkelvoudige kamer van de Raad op 3 februari 2005, waar partijen niet zijn verschenen. II. MOTIVERING Bij besluit van 29 november 2002 heeft gedaagde ongegrond verklaard het bezwaarschrift van appellant gericht tegen het besluit van 12 juni 2002 waarbij zijn aanvraag van 26 oktober 2001 tot toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in verband met op 10 januari 2001 ingetreden arbeidsongeschiktheid, is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij het standpunt van gedaagde onderschreven dat appellant op 10 januari 2001 niet verzekerd was op grond van de WAO. De Raad onderschrijft ten volle dat oordeel van de rechtbank: appellant beschikte op 10 januari 2001 immers niet over een verblijfsvergunning en hem was het niet toegestaan om in Nederland arbeid te verrichten. Dat, zoals appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, niet is uitgesloten dat hem met terugwerkende kracht tot (een datum vóór) 10 januari 2001 een verblijfsvergunning wordt verleend, doet hieraan, zolang deze toekomstige onzekere gebeurtenis zich niet heeft verwerkelijkt, niet af. De Raad ziet geen aanleiding tot de toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: bevestigt de aangevallen uitspraak. Gegeven door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2005. (get). R.C. Stam. (get). R.E. Lysen.